1. Leeftijd youngtimer naar 25 jaar in 2027
Heeft u een oudere auto van de zaak? Houd er dan rekening mee dat de leeftijd in de youngtimerregeling in 2026 verhoogd wordt naar zestien jaar en vanaf 2027 naar 25 jaar. Wat betekent dit voor u?
Youngtimerregeling
Heeft u als IB-ondernemer, dga of werknemer een auto van de zaak die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen? Dan bedraagt de bijtelling in 2025 geen 25% van de oorspronkelijke cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economisch verkeer.
Verhoging leeftijd in 2026 en vanaf 2027
In deze youngtimerregeling gaat iets veranderen. De Tweede en Eerste Kamer hebben namelijk een wetswijziging aangenomen waardoor de leeftijdsgrens voor deze auto’s in 2026 verhoogd wordt naar zestien jaar en vanaf 2027 zelfs naar 25 jaar.
Overgangsregeling in het jaar 2026
Voor het jaar 2026 heeft het kabinet op het laatste moment nog een overgangsregeling aangekondigd voor auto’s die in de loop van het jaar 2025 vijftien jaar oud zijn geworden of dat nog worden. In een besluit wordt goedgekeurd dat de huidige youngtimerregeling in 2026 van toepassing blijft op al in 2025 ter beschikking gestelde auto’s of ter beschikking staande auto’s als deze in 2026 zestien jaar oud worden. Voor deze auto’s mag daarom in het hele jaar 2026 de bijtelling berekend worden op 35% van de waarde in het economische verkeer, dus ook als ze op dat moment nog geen zestien jaar oud zijn.
Let op!
Voorwaarde is wel dat de auto in 2026 aan dezelfde werknemer of IB-ondernemer ter beschikking staat als in 2025.
Er geldt een keuze. Mocht het gunstiger zijn om in plaats van 35% van de waarde in het economische verkeer, 25% van de cataloguswaarde bij te tellen, dan kan daarvoor gekozen worden. Deze keuze is waarschijnlijk alleen mogelijk zolang de auto nog geen zestien jaar oud is.
Wat betekent dit?
Stel dat u een auto van de zaak heeft die op 30 september 2010 voor het eerst in gebruik werd genomen. Vanaf oktober 2025 bedraagt de bijtelling van deze auto dan geen 25% van de oorspronkelijke cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economisch verkeer van deze auto.
Als de oorspronkelijke cataloguswaarde € 50.000 bedroeg en de waarde in het economisch verkeer in oktober 2025 € 8.000, bedraagt de maandelijkse bijtelling vanaf oktober 2025 geen € 1.041,67 (1/12 van 25% van € 50.000), maar € 233,33 (1/12 van 35% van € 8.000).
Vanwege het verhogen van de leeftijdsgrens naar zestien jaar zou de maandelijkse bijtelling vanaf januari tot en met september 2026 weer € 1.041,67 bedragen. Vanwege de goedkeuring van het kabinet mag in deze maanden echter ook een bijtelling van € 233,33 worden toegepast (bij een waarde in het economische verkeer van € 8.000). Van oktober tot en met december 2026 kunt u op grond van de wettelijke bepaling ook nog profiteren van de youngtimerregeling met een maandelijkse bijtelling van € 233,33 (even uitgaande van een gelijkblijvende waarde in het economisch verkeer).
Door de verhoging van de leeftijdsgrens naar 25 jaar bedraagt uw maandelijkse bijtelling vanaf januari 2027 echter € 1.041,67 (1/12 van 25% van € 50.000).
Let op!
Heeft u een oudere auto van de zaak of bent u van plan zo’n auto aan te schaffen? Houd dan rekening met deze wijzigingen in de youngtimerregeling.
Waarom?
De wetswijziging om de leeftijdsgrens in de youngtimerregeling te verhogen, is ingegeven door een wetswijziging waardoor in 2026 en 2027 toch nog een lagere bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot wordt toegestaan. Hiervoor moest budgettaire dekking komen en dat is gevonden in de verhoging van de leeftijdsgrens van de auto.
2. Toch nog lagere bijtelling elektrische auto in 2026 en 2027
De Tweede en Eerste Kamer hebben een wetswijziging aangenomen om in 2026 en 2027 toch nog een lagere bijtelling voor een elektrische auto van de zaak toe te staan. Oorspronkelijk zou de lagere bijtelling met ingang van 2026 vervallen.
Bijtelling nieuwe elektrische auto in 2025
Als een werkgever in 2025 een nieuwe auto zonder CO2-uitstoot ter beschikking stelt aan een werknemer, geldt daarvoor in 2025 een bijtelling van 17% over de eerste € 30.000 cataloguswaarde en 22% daarboven. Deze bijtelling blijft geldig gedurende 60 maanden nadat de auto voor het eerst op de weg is toegelaten.
Bijtelling nieuwe waterstofauto en auto met zonnepanelen in 2025
De beperking van de17%-bijtelling tot de eerste € 30.000 cataloguswaarde geldt alleen voor elektrische auto’s. Is er sprake van een auto zonder CO2-uitstoot die rijdt op waterstof, dan bedraagt de bijtelling 17% over de gehele cataloguswaarde. Ook voor een auto die voorzien is van geïntegreerde zonnepanelen die voldoen aan een aantal voorwaarden bedraagt de bijtelling 17% over de gehele cataloguswaarde.
Nieuwe auto vanaf 2026
De lagere bijtelling voor een in 2026 ter beschikking gestelde nieuwe auto zonder CO2-uitstoot zou vervallen. De Tweede en Eerste Kamer hebben echter een wetswijziging aangenomen waardoor voor auto’s zonder CO2-uitstoot in 2026 en 2027 toch nog een lagere bijtelling geldt.
Deze lagere bijtelling bedraagt voor een in 2026 ter beschikking gestelde volledig elektrische nieuwe auto 18% over de eerste € 30.000 cataloguswaarde en 22% daarboven. In 2027 is dit 20% over de eerste € 30.000 cataloguswaarde en 22% daarboven. Voor een nieuwe auto op waterstof en een nieuwe auto met zonnepanelen gelden dezelfde percentages. Net als nu geldt de beperking tot € 30.000 niet.
Vanaf 2028 vervalt dan de lagere bijtelling voor in 2028 ter beschikking gestelde nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot.
Let op!
In de wetswijziging is opgenomen dat de lagere bijtelling, net als nu, geldig blijft gedurende 60 maanden nadat de auto voor het eerst op de weg is toegelaten.
Ook voor dga en de IB-ondernemer
De lagere bijtelling in 2026 en 2027 geldt niet alleen voor nieuwe auto’s die door een werkgever aan een werknemer ter beschikking worden gesteld. Deze geldt ook voor de dga en de IB-ondernemer met een auto van de zaak.
3. Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten aangenomen
De Eerste Kamer heeft op 11 november 2025 de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) aangenomen. Uitleners, dus zowel uitzendbureaus als andere bedrijven die werknemers uitlenen, mogen dit vanaf 1 januari 2028 alleen doen als ze daarvoor een toelating (vergunning) hebben.
Doel Wtta
De Wtta beoogt werknemers, met name arbeidsmigranten, beter te beschermen alsmede eerlijke concurrentie tussen bedrijven te bevorderen. Het toelatingsstelsel geldt expliciet niet voor collegiale uitleen waarbij geen winst gemaakt wordt of bij intra-concern-terbeschikkingstelling.
Procedure aanmelding
Op 1 januari 2027 gaan de wet en het toelatingsstelsel in. Bedrijven die werknemers willen blijven uitlenen, moeten tussen 1 mei 2027 en 30 juni 2027 een toelating aanvragen. Het beoordelen van de bedrijven begint vanaf 1 juli 2027.
Let op!
Voor bedrijven die werknemers willen blijven uitlenen, is het raadzaam zich voor die datum bij de Nederlandse Autoriteit Uitleenmarkt (NAU) te melden. Deze bedrijven mogen dan namelijk doorgaan met uitlenen totdat de NAU een besluit heeft genomen over de toelating. Lees hier meer over op toelatinguitleenmarkt.nl.
Voorwaarden
Uitleners moeten – om toegang te krijgen – een VOG indienen en een waarborgsom van € 100.000 overmaken. Voor startende bedrijven bedraagt de waarborgsom in eerste instantie € 50.000 en na zes maanden nogmaals € 50.000. Daarnaast moeten uitleners bewijzen dat ze bestaande wet- en regelgeving naleven, zoals het uitbetalen van het wettelijk minimumloon. Alleen dan kunnen ze een toelating krijgen om personeel uit te lenen.
Tip!
Bedrijven die zich aan de regels houden, krijgen de waarborgsom na vier jaar teruggestort.
Uitvoering
De uitvoering van de wet ligt bij de NAU. Die beslist over de toelating van uitleners. Ook verzamelt de NAU signalen uit de markt en adviseert over verbeteringen. Daarnaast wijst de NAU de inspectie-instellingen aan die controleren of uitleners voldoen aan alle wet- en regelgeving. De NAU start vanaf 2026 met haar eerste werkzaamheden, zoals het aanwijzen van inspectie-instellingen en het openen van het aanmeldloket voor uitleners.
Let op!
De NAU houdt ook een openbaar register bij van alle toegelaten bedrijven. Bedrijven die gebruikmaken van uitzendkrachten mogen dit vanaf 1 januari 2028 alleen nog doen via toegelaten uitleners.
Handhaving
Op 1 januari 2028 gaat de Nederlandse arbeidsinspectie handhaven. Uitleners die zonder toelating actief zijn op de arbeidsmarkt krijgen een boete. De Nederlandse Arbeidsinspectie is met 135 fte uitgebreid om de pakkans te vergoten. Ook zijn op verschillende plekken hulppunten geopend om arbeidsmigranten te helpen met vragen of problemen. De komende periode komen er nog meer hulppunten bij.
Let op!
Genoemde boete geldt ook voor inleners die gebruikmaken van uitzendbureaus zonder vergunning.
4. Acceptatieplicht contant geld en de uitzonderingen
Onlangs is wettelijk vastgelegd dat consumenten kleinere betalingen, dat wil zeggen bedragen onder de € 3000, contant moeten kunnen voldoen aan niet-consumenten. Hiervoor gaat een aantal uitzonderingen gelden. Welke zijn dit?
Wettelijke acceptatieplicht contante betalingen
De wettelijke acceptatieplicht betekent dat consumenten contant moeten kunnen betalen aan niet-consumenten. In onder meer winkels en horecagelegenheden wordt het wettelijk verplicht deze contante betalingen door consumenten te accepteren. Het gaat hierbij om contante betalingen tot € 3.000.
Uitzonderingen
Voor bepaalde activiteiten of vanwege de veiligheid komen er uitzonderingen op de wettelijke acceptatieplicht. In het ‘Besluit uitzonderingen acceptatie contant geld’ zijn deze uitzonderingen opgenomen.
Niet gelijktijdig persoonlijk aanwezig
Zo wordt er een uitzondering voor de wettelijke acceptatieplicht voorgesteld voor situaties waarbij degene die moet betalen en degene aan wie wordt betaald, niet allebei tegelijk persoonlijk aanwezig zijn. Denk hierbij aan verkoop via een onbemande verkoopautomaat, betalingen bij een parkeerautomaat, bij een onbemand tankstation of een onbemande tolpoort.
Let op!
Deze uitzondering geldt niet als er een natuurlijke persoon aanwezig is die werkzaamheden verricht voor degene aan wie betaald wordt. Als er bijvoorbeeld in een supermarkt een beveiliger of vakkenvuller aanwezig is, maar er zijn alleen zelfscankassa’s, moet er minimaal één zelfscankassa toch contant geld accepteren.
Overeenkomst op afstand
Verder wordt een uitzondering voor de wettelijke acceptatieplicht voorgesteld bij aankopen op afstand: denk aan online, per postorder of telefonisch.
Periodieke betalingen
Ook periodieke betalingen, zoals de betaling van huur, energie, abonnementen of een verzekeringspremie, vallen erbuiten.
Buiten de verkoopruimte
Vanwege de veiligheid wordt voorgesteld om betalingen die plaatsvinden buiten een verkoopruimte, bijvoorbeeld wanneer er moet worden afgerekend aan de deur aan een maaltijdbezorger, uit te zonderen van de wettelijke acceptatieplicht.
Let op!
Een mobiele verkoopruimte, zoals een marktkraam, valt niet onder deze uitzondering.
In het openbaar vervoer
Ook de verkoop van vervoersbewijzen in het openbaar vervoer wordt, vanwege de veiligheid, uitgezonderd van de wettelijke acceptatieplicht.
Niet van 22.00 uur tot 6.00 uur
Om veiligheidsredenen wordt verder voorgesteld om betalingen tussen 22.00 uur en 6.00 uur uit te zonderen van de wettelijke acceptatieplicht. Dit is uiteraard voor horecaondernemers van belang.
Uitzondering bij wezenlijk veiligheidsbelang
De ontvanger van contant geld mag vanwege een wezenlijk veiligheidsbelang ook tijdelijk contant geld weigeren.
Let op!
Deze uitzondering geldt dan echt tijdelijk. Alleen bij ondernemingen met minder dan vier werkzame personen kan hiervoor een permanente uitzondering gelden.
Ook geen wettelijke acceptatieplicht
In onder meer de volgende situaties geldt er (nu ook al) geen acceptatieplicht van contant geld:
- Betalingen tussen privépersonen
- Betalingen tussen niet-consumenten
- Betalingen met meer dan 50 muntstukken
Let op!
Het Besluit waar de bovengenoemde uitzonderingen zijn opgenomen, ligt van 14 november 2025 tot en met 2 januari 2026 ter internetconsultatie. Wilt u hierop reageren, dan kan dit via deze link.
Ingangsdatum nog onbekend
Het is nog onbekend vanaf wanneer de wettelijke acceptatieplicht – en de uitzonderingen daarop – ingaan. De ingangsdatum zal per koninklijk besluit bekendgemaakt worden.
5. Geen hoger forfait en lager heffingsvrij vermogen in box 3
Het voornemen van het kabinet om het forfaitaire rendement op overige bezittingen in 2026 en 2027 met 1,78% te verhogen naar 7,78% in 2026 gaat niet door. Het forfaitaire rendement op overige bezittingen bedraagt in 2026 daarom 6%. Ook het plan om het heffingsvrije vermogen te verlagen van € 57.684 in 2025 naar € 51.396 in 2026 en vanaf 2026 geen indexatie toe te passen, gaat niet door. Door een volledige indexatie bedraagt het heffingsvrije vermogen in 2026 € 59.357. Om dit te bekostigen, wordt de aftrek geen of geringe eigenwoningschuld versneld afgebouwd, waardoor mensen met geen of een lage eigenwoninglening meer belasting gaan betalen. In plaats van een jaarlijks afbouwpercentage van 3,33% wordt het jaarlijkse afbouwpercentage 4,8%. De aftrek zal hierdoor met ingang van 2041 volledig afgebouwd zijn (in plaats van 2048). Aan het tarief in box 3 wordt niets gewijzigd. Net als in 2025 betaalt u in 2026 36% over uw forfaitaire of uw werkelijke rendement.
6. Contante betalingen vanaf € 3.000 per 2026 verboden
Contante betalingen vanaf € 3.000 zijn vanaf 1 januari 2026 in Nederland verboden. Het verbod geldt voor alle ondernemers die goederen aan- of verkopen, ongeacht in welke sector zij werkzaam zijn. Daarbij maakt het niet uit of de ondernemer aan- of verkoopt aan een andere ondernemer of aan een particulier. In alle gevallen zijn contante betalingen vanaf € 3.000 niet meer toegestaan. Een Europees verbod op contante betalingen vanaf € 10.000 volgt in 2027. Dit betekent niet dat de grens in Nederland dan verhoogd wordt naar € 10.000. EU-landen mogen namelijk zelf de grens voor contante betalingen bepalen, zolang deze vanaf 2027 maar onder de € 10.000 ligt.
7. Opgaaf UBD 2025 uiterlijk 31 januari 2026
Bent u inhoudingsplichtige en betaalt u ook bedragen aan natuurlijke personen die geen werknemer bij u zijn? Beoordeel dan of u uiterlijk 31 januari 2026 een opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden (UBD) voor het jaar 2025 moet doen bij de Belastingdienst. De verplichting geldt alleen voor betalingen aan natuurlijke persoon voor verrichte werkzaamheden. Betalingen voor werkzaamheden aan een natuurlijke persoon die een factuur met btw uitreikt, hoeft u niet op te geven. Deze uitzondering geldt niet voor betalingen aan natuurlijke personen die werkzaamheden voor u verrichten en een btw-vrijstelling, de KOR of een btw-verleggingsregeling toepassen. U doet de opgaaf UBD digitaal en geeft daarbij op: NAW, bsn en geboortedatum natuurlijke persoon, in 2025 uitbetaalde bedragen en datum van betalen.
8. Villabelasting blijft in stand
De villabelasting betreft de belastingheffing in de inkomstenbelasting over de waarde van eigen woningen voor zover die waarde hoger is dan € 1.330.000 (bedrag 2025). Over de waarde boven de € 1.330.000 wordt 2,35% bij het inkomen geteld als eigenwoningforfait. Over de vraag of de villabelasting in strijd is met Europees Recht liep een procedure voor Gerechtshof Amsterdam. Dit gerechtshof oordeelde op 21 oktober 2025 dat de villabelasting in stand blijft. Er is geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel of artikel 14 EVRM of artikel 1 EP EVRM. De procedure over de villabelasting is door de Belastingdienst overigens niet aangewezen als massaal bezwaar. Dit betekent dat als u zich ook wilt beroepen op strijdigheid met Europees recht, u hierover individueel moet procederen.
9. Geen CO2-rapportage bedrijven tot 250 werknemers per 2027
In een Kamerbrief is opgenomen dat bedrijven tot 250 werknemers vanaf waarschijnlijk 2027 worden uitgezonderd van de verplichting om over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van werknemers te rapporteren. Deze verplichting bestaat vanaf 1 juli 2024 voor bedrijven met 100 of meer werknemers en staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Het voornemen betekent niet dat de WPM nu al is afgeschaft voor bedrijven tot 250 werknemers. Bedrijven met 100 of meer werknemers moeten daarom nog gewoon aan de rapportageverplichtingen voldoen. De staatssecretaris treedt wel met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in overleg over de handhaving tot 1 januari 2027. Hij wil graag dat gemeenten en omgevingsdiensten tot 1 januari 2027 terughoudend omgaan met hun handhavingsbevoegdheden.
10. Hoge Raad: 13 jaar uitzendwerk duurt te lang
De Hoge Raad oordeelde onlangs dat uit Europees recht volgt dat uitzendwerk ook echt tijdelijk moet zijn. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om één doorlopende opdracht of om een aantal achtereenvolgende opdrachten. Er is sprake van misbruik als de uitzendkracht zo lang voor een bedrijf werkt dat dit redelijkerwijs niet meer als tijdelijk kan worden aangemerkt. Dit is alleen anders als het bedrijf daarvoor een objectieve verklaring kan geven. De algemene behoefte van het bedrijf aan een flexibele schil en aan flexibel in te zetten werkkrachten vormt echter geen adequate verklaring voor het dertien jaar onafgebroken inschakelen van de uitzendkracht, aldus de Hoge Raad. Gevolg kan zijn dat er een arbeidsovereenkomst met de uitzendkracht is. De Hoge Raad heeft een gerechtshof de opdracht gegeven om dat in deze casus nader te onderzoeken en te beoordelen.