1. Dga-taks 2022: max 500.000 onbelast lenen
Na 1 januari 2022 mag een dga nog maar € 500.000 onbelast lenen van zijn bv. Alle schuldvorderingen boven dit half miljoen worden vanaf die datum belast in box 2, dus als inkomen uit aanmerkelijk belang. Voor bestaande eigenwoningschulden zal een overgangsmaatregel worden getroffen. Dit staat in de aanbiedingsbrief van minister Hoekstra bij het Belastingplan 2019.
Momenteel is nog niet duidelijk hoe het wetsvoorstel er precies uitziet. In de Miljoenennota was sprake van een invoeringsdatum van 2020, deze datum is deze week al doorgeschoven naar 2022. In de loop van 2019 zal het definitieve wetsvoorstel worden gepresenteerd. Het is dus nog een beetje koffiedik kijken. Mocht de invoeringsdatum van 2022 gehanteerd blijven, heeft u tot dan de tijd om actie te ondernemen.
Uitkeren als dividend
Maakt u als dga gebruik van de zogenaamde rekening-courant, dan kunt u ervoor kiezen om het meerdere boven het half miljoen uit te laten keren als dividend. Het lijkt interessant om hier in 2019 van te profiteren. Ook dividend wordt belast in box 2, echter stijgt na 2020 de box 2-heffing van 25% naar 26,25% en in 2021 zelfs naar 26,9%.
Tip: Omdat de heffing in box 2 na 2020 zal stijgen, kan het interessant zijn om in 2019 reeds maatregelen te treffen.
Aflossen of andere financiering?
Heeft u meer geleend bij uw bv dan € 500.000? Dan heeft u nog een aantal andere opties. Wellicht is er voor u een mogelijkheid om de ‘eigen’ financiering af te lossen. Lukt dit niet, dan kunt u ook overwegen om de lening onder te brengen bij een externe financier. U heeft natuurlijk ook altijd de mogelijkheid om de situatie te laten zoals deze is en de belasting over het meerdere van een half miljoen af te dragen.
Let op! Het is nog niet duidelijk hoe het wetsvoorstel er precies uitziet. Neem daarom geen overhaaste beslissingen. Wij houden de ontwikkelingen scherp in de gaten en zullen u waar nodig van de juiste adviezen voorzien.
2. AVG: vraag toestemming voor gebruik foto’s
Gebruikt u foto’s van uw werknemers of klanten voor uw bedrijfssite of voor nieuwsbrieven? Dat moet u expliciet toestemming krijgen volgens de AVG. Aan welke voorwaarden moet die toestemming voldoen?
Toestemming speelt een belangrijke rol in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Deze wet, die per 25 mei 2018 is ingegaan, stelt verschillende eisen aan het gebruik van (uitdrukkelijke) toestemming. Een voorbeeld van een vereiste is dat uw organisatie moet kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens (wie, wanneer, op welke wijze). Er kunnen zowel technische als organisatorische aanpassingen vereist zijn om dit aantoonbaar te maken.
Voorwaarden toestemming
Indien toestemming van de betrokkene wordt gevraagd, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- vooraf wordt vastgesteld of toestemming de juiste wettelijke basis voor de gegevensverwerking is.
- de toestemming dient op een duidelijke manier verkregen te worden, er wordt een positieve actie aan de betrokkene gevraagd voor het geven van toestemming (de zogenaamde ‘opt-in’); er mag dus geen gebruikgemaakt worden van vooraf aangevinkte vakjes (de zogenaamde default-instelling).
- indien de betrokkene jonger is dan 16 jaar is toestemming van een wettelijke vertegenwoordiger, zoals ouders, noodzakelijk.
- er moet een privacyverklaring of privacybeleid zijn waarin alle relevante informatie ten behoeve van de gegevensverwerking wordt gegeven.
- indien er op hetzelfde moment toestemming wordt gevraagd voor verschillende doeleinden, wordt er voor elk doeleinde afzonderlijk toestemming gevraagd (bijvoorbeeld bij diverse vormen van cookies op websites).
- gewaarborgd wordt dat betrokkenen weten dat zij kunnen weigeren om toestemming te geven zonder dat dit negatieve gevolgen voor hen heeft. Het mag ook geen voorwaarde zijn voor een bepaalde dienst. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in arbeidsrelaties ten aanzien van uw werknemers.
Deze voorwaarden gelden voor alle verwerkingen die plaatsvinden op basis van de grondslag toestemming.
Intrekken toestemming
Een betrokkene kan op ieder moment besluiten zijn of haar toestemming voor het gebruik van persoonsgegevens in te trekken. Dit dient mogelijk te zijn op dezelfde eenvoudige wijze als dat de toestemming is verkregen. Intrekking van toestemming maakt eerdere verwerking van persoonsgegevens niet ongedaan. Toestemming kan dus niet met terugwerkende kracht worden ingetrokken.
De verwerkingsactiviteiten op basis van deze toestemming dienen dan gestaakt te worden (zo ook bij mogelijke (sub)verwerkers, zoals wanneer u uw salarisadministratie hebt uitbesteed). De betreffende persoonsgegevens dienen dan, indien ze niet voor een ander verwerkingsdoel nodig zijn, verwijderd te worden.
Gebruik foto’s
Foto’s waarop individuen identificeerbaar zijn, vormen ook persoonsgegevens. Uitgangspunt is dat voor het gebruiken van foto’s een wettelijke grondslag aanwezig moet zijn. In de meeste gevallen moet een betrokkene zijn toestemming geven voor het gebruiken van zijn foto. Dit betekent dat de hierboven beschreven voorwaarden met betrekking tot toestemming onverkort gelden. Het is goed u hier als bedrijf bewust van te zijn bij het gebruik van foto’s van bijvoorbeeld werknemers of klanten.
Nieuwsbrief
Het is handig als uw organisatie bijvoorbeeld in een procedure voor werknemers beschrijft dat het mogelijk is dat er bij verschillende gelegenheden foto’s gemaakt worden. Deze foto’s kunnen vervolgens gebruikt worden voor velerlei doeleinden, zoals de website van het bedrijf, een nieuwsbrief of voor andere media. Op basis van de procedure vraagt u vervolgens expliciet toestemming aan uw werknemers voor het kunnen gebruiken van foto’s en registreert u dit (zie de eerder beschreven voorwaarden). Ook voor bijvoorbeeld losse evenementen die u organiseert, kunt u het voor uw klanten of gasten op deze wijze regelen.
Gebruik foto’s van andere websites
Het gebruiken van foto’s of andere persoonsgegevens van andere websites voor een eigen bedrijfspublicatie op internet is in principe niet toegestaan. Dat deze gegevens al op internet staan, betekent niet dat uw bedrijf ze ook mag gebruiken. De gegevens worden dan namelijk in een andere context en voor een ander doel gebruikt. Hiervoor zult u ook expliciet toestemming moeten verkrijgen. Er geldt een uitzondering voor huishoudelijk/persoonlijk gebruik, dan is de namelijk AVG niet van toepassing. Voorwaarde is dan echter wel dat je de gegevens privé publiceert en dat deze alleen voor een beperkte kring mensen zichtbaar zijn.
Foto’s kinderen
Bij kinderen onder de leeftijd van 16 jaar geldt dat de ouders of wettelijke vertegenwoordigers toestemming moeten geven voor het plaatsten van foto’s of andere persoonsgegevens, bijvoorbeeld op social media of (bedrijfs)websites. De gebruiker moet aan kunnen tonen dat de betreffende toestemming is verkregen.
3. Kleineondernemersregeling herzien
De kleineondernemersregeling in de btw wordt in 2020 herzien. De huidige regeling gaat uit van een per saldo af te dragen bedrag aan btw, de nieuwe regeling hanteert een omzetgrens.
Let op! De plannen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd.
Kleineondernemersregeling
De huidige kleineondernemersregeling (KOR) in de btw betekent dat ondernemers die per saldo € 1.883 of minder btw per jaar hoeven af te dragen, een korting krijgen op het af te dragen bedrag. Wie in een jaar niet meer dan € 1.345 aan btw hoeft af te dragen, hoeft zelfs niets te betalen.
Ontheffing administratieve verplichtingen
De ondernemers die per saldo geen belasting hoeven te betalen, kunnen op verzoek ook ontheven worden van de administratieve verplichtingen voor de btw. Ze mogen in dat geval ook geen btw op de facturen vermelden en kunnen door hen betaalde btw niet in aftrek brengen.
Omzetgrens
De nieuwe regeling gaat uit van een omzetgrens van € 20.000. Ondernemers die minder omzet hebben dan € 20.000, kunnen ervoor kiezen geen btw in rekening te brengen. De regeling is dus niet verplicht.
Ook voor bv’s
De nieuwe KOR gaat ook gelden voor rechtspersonen, zoals bv’s. Die kunnen momenteel niet van de regeling gebruikmaken.
Overschrijding grens in het jaar
Ondernemers die in de loop van het jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, zijn vanaf dat moment gewoon btw-plichtig, inclusief alle bijbehorende fiscale en administratieve verplichtingen.
Keuze melden
Ondernemers die in 2020 de nieuwe KOR willen toepassen, dienen dit te melden bij de belastinginspecteur. Dit kan vanaf 1 juni 2019. De melding moet uiterlijk 20 november 2019 binnen zijn, anders gaat de nieuwe KOR pas in op 1 april 2020.
Let op! Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR kan slechts eenmaal per drie jaren worden herzien.
4. Grote wijzigingen in de inkomstenbelasting
Er zijn grote veranderingen op komst in de inkomstenbelasting. Allereerst worden de tarieven van de inkomstenbelasting in box 1 bij inkomens vanaf € 20.142 verlaagd per 1 januari 2019. Tevens verdwijnen er in 2021 twee belastingschijven, waardoor er nog slechts twee overblijven.
Met de tariefsaanpassing gaat het kabinet op weg naar een vlaktaks, ofwel een belasting met eenzelfde tarief voor iedereen. Zover is het echter nog niet. Wel zijn er vanaf 2021 nog slechts twee tarieven: 37,05% en 49,5%.
Tariefsaanpassing in 2019
De aanpassing van de tarieven start in 2019. Het tarief van de eerste schijf, tot een inkomen van € 20.142, gaat met 0,1%-punt omhoog van 36,55% naar 36,65%. Het tarief van de tweede en derde schijf, voor het deel van het inkomen tussen € 20.142 en € 68.507, daalt fors: van 40,85% naar 38,1%. Over het deel van het inkomen boven € 68.507 betaalt men nu 51,95%. Dit wordt volgend jaar 51,75%.
Wat scheelt dat nu netto?
Iemand met een inkomen van bijvoorbeeld € 35.000 gaat door de tariefwijziging volgend jaar € 380 minder belasting betalen. Hogere inkomens profiteren nog meer. Bij een inkomen van bijvoorbeeld € 65.000 hoort een voordeel van € 1.215. Inkomens tot zo’n € 20.000 betalen echter maximaal twee tientjes meer belasting.
Twee schijven vanaf 2021
Vanaf 2021 hebben we in box 1 nog maar twee belastingschijven. Tot een inkomen van zo’n € 68.500 geldt dan een tarief van 37,05%. Over het meerder geldt een tarief van 49,5%.
Belasting % in box 1 | ||||
Inkomen max. € 20.142 | Inkomen max. € 34.404 | Inkomen max. € 68.507 | Inkomen > € 68.507 | |
2018 | 36,55 | 40,85 | 40,85 | 51,95 |
2019 | 36,65 | 38,10 | 38,10 | 51,75 |
2021 | 37,05 | 49,50 |
Let op! De omzetting naar 2 belastingschijven in box 1 geldt voor degenen die nog geen recht hebben op AOW. Voor AOW-gerechtigden gelden andere tarieven. Voor hen zullen drie schijven blijven bestaan.
Toptarief eerder bereikt
De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd, onder andere vanwege de inflatie. Dit geldt echter tot 2024 niet voor het beginpunt van het toptarief. Dit wordt bevroren op het huidige niveau van € 68.507. Belastingplichtigen bereiken daardoor sneller het toptarief. De verwachting is dat zo’n 7% van alle belastingplichtigen daardoor nog het toptarief betaalt. Zonder de bevriezing zou dit slechts 5,5% zijn geweest.
KORTE NIEUWSBERICHTEN
1. Verlaging vennootschapsbelasting, stijging box 2-tarief
Zoals verwacht, gaan de tarieven voor de Vpb vanaf volgend jaar omlaag en dalen verder in 2020 en 2021. Het tarief in box 2 gaat juist omhoog, zij het minder dan aanvankelijk werd aangekondigd in het regeerakkoord. De wijzigingen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd en kunnen nog veranderen.
Ontwikkeling vennootschapsbelasting (Vpb) | ||||
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
Winsten tot € 200.000 |
20% | 19% | 17,5% | 16% |
Winsten > € 200.000 | 25%
|
24,3% | 23,9% | 22,25% |
Het tarief in box 2 van de inkomstenbelasting wordt in 2020 en 2021 verhoogd, zij het minder dan aangekondigd. Dit heeft te maken met de geringere daling van de Vpb-tarieven. Het box 2-tarief geldt voor uitgedeelde winst van de bv, dividend en opgepotte winst bij verkoop van de bv. Het tarief bedraagt thans 25%. Vanaf 2020 geldt een tarief van 26,25% en vanaf 2021 een tarief van 26,9%.
2. Hypotheekrenteaftrek na 2019 fors omlaag
De hypotheekrente is volgend jaar, 2019, nog maximaal aftrekbaar tegen een tarief van 49%. Dit is een half procentpunt minder dan het nu geldende tarief van 49,5%. Na 2019 gaat de afbouw gaat met 3%-punt per jaar behoorlijk in de versnelling.
De versnelde afbouw betekent dat het maximale percentage waartegen hypotheekrente kan worden afgetrokken, uitkomt op 37,05% in 2023. In 2020 is de eerste vermindering met 3%-punt naar 46%, in 2021 de tweede naar 43%, in 2022 de derde naar 40% en uiteindelijk de laatste vermindering in 2023 naar 37,05%.
Let op: de bijtelling vanwege het privégebruik van de eigen woning, het eigenwoningforfait, blijft wel belast tegen een maximumtarief van 51,75% in 2019.
3. Meer partnerverlof bij geboorte kind
Partners krijgen vanaf volgend jaar, 2019, bij de geboorte van een kind meer verlof. Het verlof, dat voor werknemers nu nog twee dagen bedraagt, wordt in 2019 verlengd naar één week. De kosten voor dit extra verlof komen voor rekening van de werkgever. De Tweede Kamer heeft hierover een akkoord bereikt. Partners kunnen vanaf 1 juli 2020 nog meer verlof krijgen bij de geboorte van een kind. In totaal gaat het dan om vijf extra weken, zodat het totale verlof maximaal zes weken kan bedragen. Gedurende de vijf extra weken verlof heeft de partner recht op een uitkering van het UWV ter grootte van 70% van het loon. De nieuwe wet geldt niet voor zzp’ers.
4. De 30%-regeling wordt drie jaar korter
Werkgevers die bepaalde, uit het buitenland afkomstige, werknemers in dienst nemen, mogen vanaf volgend jaar nog maar gedurende maximaal vijf jaar gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Dit is nu nog acht jaar.
De regeling houdt kortweg in dat een werkgever 30% van het salaris van de betreffende werknemer belastingvrij mag uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten van de buitenlandse werknemer. Een hoger percentage mag ook, mits aannemelijk wordt gemaakt dat de kosten ook hoger zijn. Om de regeling toe te mogen passen, moet in ieder geval sprake zijn van een specifieke deskundigheid. Dit is onder meer het geval als het salaris, exclusief de belastingvrije vergoeding, in 2018 minstens € 37.296 bedraagt. Ook moet de werknemer voordat hij bij de Nederlandse werkgever in dienst trad, op minstens 150 km afstand van Nederland hebben gewoond.
De nieuwe termijn van maximaal vijf jaar kent geen overgangsregeling. Dit betekent dat ook voor bestaande gevallen vanaf 1 januari 2019 een maximale termijn van vijf jaar geldt.
Aan de betreffende werknemers kunnen, naast de onbelaste uitbetaling van 30% van het loon, ook de kosten van schoolgelden voor internationale scholen worden vergoed. Hiervoor gaat wel een overgangsregeling gelden voor het schooljaar 2018/2019.
5. Iets meer belasting op grote vermogens
In box 3 betaalt u belasting over uw vermogen. De wijzigingen voor volgend jaar zijn gering ten opzichte van dit jaar, maar pakken voor grotere vermogens negatief uit. Over een belastbaar vermogen tot € 71.650 betaalt u in 2019 iets minder belasting dan nu. Het vermogen boven deze grens wordt juist iets zwaarder belast. Er wordt in box 3 belasting geheven over een verondersteld rendement. Of dit ook behaald wordt, is niet relevant. Bij sparen wordt in 2019 uitgegaan van een opbrengst van 0,13%, bij beleggen van 5,6%. Dit jaar is dat 0,36% en 5,38%. Bij een vermogen van € 2 miljoen heeft u volgend jaar een belastbaar vermogen van € 1.969.640. Hierover betaalt u € 29.138 belasting. Dit jaar betaalt u € 28.224, ofwel € 914 minder.
Let op: het belastbaar bedrag van € 71.650 wordt verdubbeld voor degenen met een partner. Bovendien is een vermogen van € 30.360 vrijgesteld. Ook hier geldt voor degenen met een partner het dubbele bedrag.
6. Algemene heffings- en arbeidskorting omhoog
Met ingang van 2019 wordt de algemene heffingskorting voor inkomens tot € 50.000 per jaar verhoogd. Ook gaat de arbeidskorting omhoog voor werkenden die tussen de € 20.000 en
€ 60.000 per jaar verdienen.
De algemene heffingskorting gaat met € 358 omhoog over een periode van drie jaar. In 2019 vindt de eerste verhoging plaats met € 212 en de heffingskorting gaat daardoor maximaal
€ 2.477 bedragen.
De verhoging is gunstig voor met name lager betaalden. De algemene heffingskorting neemt namelijk af vanaf de tweede tariefschijf in de loon- en inkomstenbelasting, zo’n € 20.000. Inkomens vanaf de hoogste tariefschijf hebben geen recht meer op de algemene heffingskorting.
Om ook voor inkomens vanaf zo’n € 20.000 koopkrachtverbetering te bereiken, wordt naast een lager tarief van de tweede schijf in de loon- en inkomstenbelasting dus tevens de arbeidskorting verhoogd. Tot 2021 met maximaal € 365, waarvan in 2019 al maximaal € 150.
Het bovenstaande pakt gunstig uit voor de meeste parttimers, zoals scholieren en studenten. Alleen al door de algemene heffingskorting hoeft volgend jaar tot een inkomen van € 6.758 geen belasting te worden betaald. Nu is dat bijna € 6.200.
Naast bovenstaande plannen wordt ook de ouderenkorting fors verhoogd, met € 178 in 2019.