Nieuwsbrief Oktober 2019

MKB Nieuwsbrief Oktober 2019

1. Nieuwe arbeidsmarktregels en tijdelijke contracten

Vanwege de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans per 1 januari 2020 veranderen de regels voor opeenvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Hoe zit dat?

Wat zijn de huidige regels (2019)?
Sinds 1 juli 2015 mogen er drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in een periode van twee jaar worden gegeven. Bij de vierde arbeidsovereenkomst in de reeks, of bij overschrijding van de maximale periode van twee jaar, wordt de overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Let op: alleen als de periode tussen twee arbeidsovereenkomsten meer dan zes maanden is, kunt u opnieuw beginnen te tellen in de keten van arbeidsovereenkomsten.

Tip!
In de horeca-cao is de mogelijkheid opgenomen dat bij werk dat alleen voor één seizoen beschikbaar is vanwege klimaat of natuur, een kortere tussenperiode is toegestaan. U kunt dan al bij perioden van meer dan drie maanden opnieuw beginnen met tellen.

Vanaf 1 januari 2020
Per 1 januari 2020 gaat de maximumtermijn van twee naar drie jaar. Het maximum aantal contracten binnen deze periode blijft drie en de onderbrekingstermijn blijft ook zes maanden. Bij cao kan deze periode worden verkort naar drie maanden.

Ook transitievergoeding wijzigt
Tot 1 januari 2020 heeft een werknemer na twee jaar recht op een transitievergoeding, waarbij de vergoeding vanaf de eerste dag wordt berekend. Per 1 januari 2020 wordt de transitievergoeding vanaf dag één berekend en uitbetaald. Dit geldt ook bij ontslag in de proeftijd en bij elk contract van bepaalde tijd dat niet wordt verlengd. Voorwaarde blijft dat de beëindiging door de werkgever gebeurt. De tijdelijke regelingen ten aanzien van de transitievergoeding (lagere vergoeding kleine werkgevers en verruimde opbouw oudere werknemers) vervallen met ingang van 1 januari 2020. De opbouw bij oproepkrachten wordt berekend aan de hand van de gemiddelde arbeidsduur per maand. Als het dienstverband korter is dan een maand, wordt het totale bedrag aan uitgekeerd brutoloon als uitgangspunt aangehouden. Let op: als u in de arbeidsovereenkomst op voorhand al heeft opgenomen dat er wordt aangezegd bij het einde van de arbeidsovereenkomst, dan bent u daarmee automatisch ook een transitievergoeding verschuldigd, omdat de overeenkomst op initiatief van de werkgever beëindigd wordt.

Samenvattend
Per 2020 ontstaat er na drie arbeidsovereenkomsten of pas na drie jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De transitievergoeding is aan de orde vanaf dag één.

2. Bijtelling elektrische auto volgend jaar verdubbeld

De bijtelling voor de berijder van een zakelijke elektrische auto wordt volgend jaar verdubbeld. De bijtelling gaat van 4 naar 8%. Bovendien geldt de 8% nog maar over de eerste € 45.000 van de catalogusprijs. Dit staat in het voorstel van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord, die op Prinsjesdag is gepubliceerd.

Bijtelling

De bijtelling bij het loon of bij de winst geldt voor het privégebruik van een elektrische auto. Alleen als de belastingplichtige kan bewijzen dat met de auto niet meer dan 500 kilometer per jaar is gereden, blijft de bijtelling achterwege.

Elektrische auto
Nu geldt voor een elektrische auto een bijtelling van 4% over de eerste € 50.000 van de catalogusprijs van de auto. Over het meerdere geldt een bijtelling van 22%. Vanaf 2020 wordt de bijtelling 8% over de eerste € 45.000 van de catalogusprijs. Voor het meerdere wordt de bijtelling 22%.

Verdere stijging bijtelling
De bijtelling voor elektrische auto’s gaat de komende jaren verder omhoog. Voor 2021 gaat de bijtelling naar 12% over de eerste € 40.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere. Van 2022 tot en met 2024 wordt de bijtelling 16% en in 2025 17%. Over deze jaren wordt de verlaagde bijtelling ook alleen toegepast over de eerste € 40.000 van de cataloguswaarde.

Let op!
Vanaf 2026 krijgt een elektrische auto dus dezelfde bijtelling als andere auto’s.

Vijf jaar vast
De bijtelling voor een ter beschikking gestelde auto, een auto van de onderneming die een werknemer mag gebruiken, staat voor vijf jaar vast. Na deze periode geldt de bijtelling volgens de dan geldende wetgeving. De nieuwe regels gaan daarom gelden voor auto’s die vanaf 1 januari 2020 op kenteken worden gezet.

Elektrische auto’s uit 2015 ook duurder
Het bovenstaande betekent dat voor auto’s die in 2020 vijf jaar oud worden, een bijtelling gaat gelden van 11% over de eerste € 45.000 van de cataloguswaarde en 25% over de rest. Voor auto’s die in 2015 voor het eerst op kenteken zijn gezet, geldt namelijk een standaardbijtelling van 25%. Elektrische auto’s krijgen hierop in 2020 een korting van 14% over de eerste € 45.000, zodat de bijtelling over dit deel van de catalogusprijs uitkomt op 11%.

Ook oudere elektrische auto duurder
Het bovenstaande geldt trouwens ook voor elektrische auto’s van vóór 2015. Zo gaat/ging de bijtelling voor bijvoorbeeld de elektrische auto uit 2014 in de loop van dit jaar al naar 7% over de eerste € 50.000 en 25% over de rest. Volgend jaar wordt dit dus 11% over de eerste € 45.000 en 25% over de rest.

Andere emissieloze auto’s
Behalve volledig elektrische auto’s rijdt op de Nederlandse wegen ook al een aantal auto’s met waterstofmotor rond. Ook voor die auto’s gaat het percentage omhoog van 4 naar 8% (voor nieuwe auto’s). Voor waterstofauto’s geldt de beperking van € 50.000 (2020: € 45.000) echter niet, maar is het verlaagde percentage van toepassing over de gehele cataloguswaarde. Deze regels zullen vanaf 2021 ook gaan gelden voor auto’s op zonne-energie.

Let op!
De voorstellen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

3. Top 10-voorstellen en -wijzigingen Belastingplan 2020

Welke fiscale voorstellen en wijzigingen zijn er op de derde dinsdag in september 2019 uit het koffertje van minister van Financiën Hoekstra gekomen? Wij zetten kort de tien belangrijkste fiscale voorstellen en wijzigingen voor u op een rij.

1. Invoering tweeschijvenstelsel al in 2020

Prinsjesdag
Voor mensen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd gelden vanaf 2020 nog maar twee in plaats van vier belastingschijven in de inkomstenbelasting. Het basistarief van 37,35% geldt dan tot een inkomen van € 68.507. Daarna geldt het toptarief van 49,5%.

Voor AOW-gerechtigden is er een aangepast basistarief van 19,45% tot een inkomen van ongeveer € 35.000. Daarnaast is tot een inkomen van € 68.507 het tarief van 37,35% van toepassing en geldt vervolgens het toptarief van 49,5%.

De belastingheffing op inkomen gaat door de invoering van het tweeschijvenstelsel ongeveer met 2% omlaag.

2. Toptarief vennootschapsbelasting blijft 25% in 2020

In tegenstelling tot eerdere afspraken blijft het toptarief in de vennootschapsbelasting 25%. Dit tarief voor resultaten boven de € 200.000 daalt in 2021 wel naar 21,7%.

Per 1 januari 2020 bedraagt het laagste vennootschapsbelastingtarief 16,5%. In 2021 gaat dit tarief voor een belastbaar bedrag tot € 200.000 verder omlaag naar 15%.

3. Arbeidskorting sneller verhoogd en zelfstandigenaftrek sneller verlaagd

Vooruitlopend op voorstellen voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt, wordt de arbeidskorting sneller verhoogd en de zelfstandigenaftrek sneller verlaagd. In 2020 bedraagt de maximale arbeidskorting € 3.819 (€ 3.399 in 2019) en de maximale zelfstandigenaftrek € 7.030 (€ 7.280 in 2019). De zelfstandigenaftrek wordt afgebouwd naar maximaal € 5.000 in 2028.

4. Vier wijzigingen in de werkkostenregeling

Naar aanleiding van de evaluatie van de werkkostenregeling (WKR) worden per 1 januari 2020 vier aanpassingen voorgesteld.

  • Een verhoging van de vrije ruimte naar 1,7% van de totale loonsom tot en met € 400.000.
  • De vergoeding van de kosten van een verklaring omtrent gedrag wordt gericht vrijgesteld.
  • De eindheffing WKR mag in het tweede aangiftetijdvak worden aangegeven in plaats van in het eerste aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar.
  • De waarde van producten uit het eigen bedrijf wordt gesteld op de waarde in het economisch verkeer.

5. Verlaging btw-tarief voor elektronische uitgaven

Per 1 januari 2020 wordt het tarief voor elektronische uitgaven van boeken, educatieve informatie, dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere, ten minste driemaal per jaar periodiek verschijnende, uitgaven verlaagd van 21 naar 9%.

Daarnaast wordt ook de toegang tot nieuwswebsites, zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften onder het lage tarief gebracht. Voorwaarde is wel dat de inhoud niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit reclamemateriaal, video-inhoud of beluisterbare muziek.

6. Verhoging overdrachtsbelasting voor niet-woningen naar 7%

Per 1 januari 2021 stijgt de overdrachtsbelasting op niet-woningen, van 6% naar 7%. Denk hierbij aan bedrijfsgebouwen, hotels en pensions, bedrijfsruimten en grond die bestemd is voor woningbouw. De overdrachtsbelasting voor woningen blijft 2%.

7. Verhoging bijtelling privégebruik voor elektrische auto’s

Per 1 januari 2020 stijgt de bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s naar 8% (2019 4%) over maximaal € 45.000. Is de cataloguswaarde hoger dan € 45.000? Dan is over het bedrag daarboven de normale bijtelling van 22% van toepassing.

In 2021 wordt de bijtelling 12% over maximaal € 40.000. Bij een cataloguswaarde hoger dan € 40.000 is de bijtelling over het bedrag daarboven 22%. In 2022, 2023 en 2024 bedraagt de bijtelling 16% over € 40.000, en in 2025 17% over € 40.000. Uiteindelijk is in 2026 de bijtelling voor elektrische auto’s ook 22%.

8. Invoering bronbelasting in 2021

Per 1 januari 2021 wordt er bronbelasting ingevoerd op rente en royalty’s. Het tarief wordt gekoppeld aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting, dat in 2021 21,7% bedraagt.

9. Afschaffing betalingskorting vennootschapsbelasting in 2021

Met ingang van 1 januari 2021 wordt de betalingskorting voor de vennootschapsbelasting afgeschaft. Vennootschappen die de aanslag vennootschapsbelasting in één keer vooruitbetalen, krijgen vanaf dat moment geen korting meer.

10. Afschaffing scholingsaftrek

Er wordt voorgesteld om de aftrek van scholingskosten in de inkomstenbelasting af te schaffen. De scholingsaftrek wordt daarbij vervangen door de subsidieregeling STAP-budget (leer- en ontwikkelbudget voor het stimuleren van de arbeidsmarktpositie) voor personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. De nadere invulling van de subsidieregeling STAP-budget is nog niet bekend. Daarom wordt de scholingsaftrek nog niet in 2020 afgeschaft.

Wat miste er in het koffertje van Hoekstra?
Naast deze top 10 van belangrijkste wijzigingen uit het Belastingplan 2020, ontbraken er ook diverse wetsvoorstellen. Bijvoorbeeld voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt, om de huidige wet DBA te vervangen en een voorstel voor de aangekondigde aanpassing van de belastingheffing in box 3. Ook een wetsvoorstel met betrekking tot excessieve leningen van de aandeelhouder bij de vennootschap, in de volksmond de dga-taks geheten, volgt in het vierde kwartaal.

4. Advies aan Hoge Raad: einde slapend dienstverband?

 Een werkgever is in beginsel verplicht om een slapend dienstverband op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. Dit advies bracht advocaat-generaal De Bock eerder uit aan de Hoge Raad. Het komt vaak voor dat de Hoge Raad het advies van een advocaat-generaal overneemt.

De rechtbank Limburg heeft eerder aan de Hoge Raad zogenaamde ‘prejudiciële vragen’ gesteld omtrent het slapend dienstverband. Een prejudiciële vraag is een vraag over de uitleg van een rechtsregel. Voordat de Hoge Raad uitspraak doet, volgt eerst een advies van een advocaat-generaal over de kwestie.

Slapend dienstverband
Bij langdurig arbeidsongeschikte werknemers heeft de werkgever gedurende de eerste 104 weken van de arbeidsongeschiktheid een loonbetalingsplicht. Na 104 weken stopt die loonbetalingsplicht en kan de werkgever ervoor kiezen om de arbeidsovereenkomst vanwege de langdurige arbeidsongeschiktheid op te zeggen of niet. Voor de opzegging is wel vereist dat de werknemer de komende 26 weken nog steeds arbeidsongeschikt is. De langdurig arbeidsongeschikte bij wie het dienstverband door de werkgever wordt opgezegd, heeft recht op een transitievergoeding. Omdat die vergoeding voor werkgevers erg duur kan zijn, kiezen zij er soms voor om het dienstverband in stand te laten. Dat heet een slapend dienstverband.

Wet compensatie transitievergoeding
Er komt steeds meer kritiek op het slapend dienstverband, mede omdat per 1 april 2020 de Wet compensatie transitievergoeding van kracht wordt. Deze wet compenseert werkgevers voor transitievergoedingen die zij aan langdurig arbeidsongeschikten moeten betalen.

Advies advocaat-generaal
Volgens advocaat-generaal De Bock zou als uitgangspunt moeten gelden dat de werkgever gehouden is om in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van het dienstverband onder toekenning van de transitievergoeding. Voorwaarde is dat de werknemer reeds 2 jaar arbeidsongeschikt is en dat de werknemer dit naar verwachting nog ten minste 26 weken blijft. Op dit uitgangspunt geldt echter een uitzondering, aldus de advocaat-generaal. Namelijk als blijkt, op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden, dat de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Daarbij kan aan verschillende omstandigheden worden gedacht, bijvoorbeeld dat er nog reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer zijn.

Uitspraak Hoge Raad?
De Hoge Raad moet nog beslissen op de prejudiciële vragen. Wanneer de Hoge Raad hierover uitspraak doet, is onbekend.

 

KORTE NIEUWSBERICHTEN

 

1. 2022: geen spaartaks tot € 440.000

Vanaf 2022 hoeven spaarders geen belasting te betalen over spaargeld tot een bedrag van € 440.000. Doel is spaarders te ontzien die op dit moment nauwelijks rendement maken, maar wel belasting betalen. Dit staat in een wetsvoorstel van staatssecretaris Snel. In box 3 betaalt een vermogensbezitter, ongeveer vanaf een bedrag van € 30.000, belasting over een verondersteld rendement. Dit rendement wordt verondersteld toe te nemen naarmate het vermogen stijgt. Ook als het vermogen grotendeels of geheel uit spaargeld bestaat.

Vanaf 2022 zal eerst naar de samenstelling van het vermogen worden gekeken. Het fictief rendement sluit hierbij aan. Dit betekent op dit moment dat degene die alleen spaart, over een veel lager bedrag belasting betaalt. Volgens voorlopige berekeningen betekent dit dat degenen die tot ruim € 440.000 aan spaargeld hebben, geen belasting betalen. Daarentegen betalen degenen die geheel of grotendeels beleggen juist meer belasting.

2. Openstelling SDE-subsidie vanaf 29 oktober 2019

De tweede ronde voor het aanvragen van de SDE+-subsidie start dit jaar op 29 oktober 2019. De SDE+-subsidie betreft projecten inzake hernieuwbare energie, bijvoorbeeld zakelijke zonnepanelen. Er zijn zes categorieën: biomassa, geothermie, water, wind en zon. Voor de categorie windenergie geldt een aparte aanvraagprocedure. De SDE+-regeling is bedoeld voor bedrijven en (non-profit)instellingen. U kunt subsidie aanvragen van dinsdag 29 oktober, 9:00 uur tot donderdag 14 november, 17:00 uur.

Bent u zelf geen eigenaar van de locatie inzake het ingediende project, dan moet u voortaan een verklaring van de eigenaar meesturen dat deze toestemming verleent. Het hiertoe benodigde ‘Model toestemming locatie-eigenaar’ vindt u op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). De regeling SDE+ wordt volgend jaar vervangen door de regeling SDE++. Deze regeling gaat de onrendabele top van duurzame energie en CO2-reductie vergoeden.

3. Hypotheek aflossen? Denk aan peildatum vermogensbelasting

Nu de aftrek van hypotheekrente verder wordt beperkt en sparen nauwelijks meer iets oplevert, is het wellicht aantrekkelijk uw hypotheek geheel of deels af te lossen. Maar houd daarbij wel de peildatum van box 3 in de gaten! De peildatum voor uw vermogen in box 3 is op 1 januari. Dit betekent dat de te betalen belasting over uw vermogen in box 3 afhankelijk is van de omvang van uw vermogen op 1 januari van het betreffende jaar. Op 1 januari 2020 wordt dus vastgesteld hoeveel vermogensbelasting u moet betalen over 2020.

Eerder sprak het gerechtshof in Den Haag zich uit in een zaak waarbij een belastingplichtige haar hypotheekschuld in januari van het betreffende jaar had afgelost. Het geld had het grootste deel van het jaar dus geen rendement opgeleverd, maar werd wel volledig meegeteld voor de belastingheffing in box 3. Tip: zorg dat u in een vergelijkbare situatie uw hypotheek zo mogelijk vóór 1 januari aflost. Ook de aankoop van een woning geheel of deels met eigen geld doet u, indien mogelijk, vóór 1 januari.

4. Kosten implantaten en kronen aftrekbaar

De kosten van kronen en implantaten zijn aftrekbaar als zorgkosten, aldus gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Volgens het hof zijn het namelijk kosten voor hulpmiddelen en komen ze daarom voor aftrek in aanmerking. Hulpmiddelen zijn onder andere middelen die een persoon in staat stellen tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Volgens het hof is hiervan sprake bij kronen en implantaten. Het ontbreken van een tand in een gebit zorgt volgens het hof voor een dusdanige functionele beperking, dat iemand zonder implantaat en kroon onvoldoende in staat is om vast voedsel te verwerken. Dit is volgens de rechters zeker het geval als meerdere tanden of kiezen ontbreken. Kronen en implantaten zijn niet aan te merken als tandheelkundige hulp, maar als hulpmiddel. Dit betekent dat lagere inkomens hierdoor voor de kosten van kronen en implantaten een extra aftrek krijgen. Deze zouden ze niet krijgen als kronen en implantaten wel als tandheelkundige hulp zouden kwalificeren.

Let op!
U kunt pas vanaf een bepaald bedrag, het drempelbedrag, specifieke zorgkosten aftrekken. Wat de bedragen zijn, vindt u op de site van de Belastingdienst.

5. Wijziging regels rentevergoeding vennootschapsbelasting 2020

De regels omtrent het vergoeden van rente aan de Belastingdienst inzake de vennootschapsbelasting (Vpb) gaan in 2020 veranderen. Ook het vergoeden van rente dóór de Belastingdienst gaat wat betreft de Vpb veranderen. Deze maatregelen zijn op Prinsjesdag aangekondigd. Op dit moment moet u inzake de vennootschapsbelasting uiterlijk binnen vijf maanden na het aangiftetijdvak aangifte doen. Dit is dus meestal vóór 1 juni. Doet u echter aangifte na de derde maand, dus vanaf 1 april, dan kan belastingrente in rekening worden gebracht. Dit kan ook als de Belastingdienst niet van uw aangifte afwijkt. Vanaf volgend jaar hoeft u in bovenstaande gevallen geen rente meer te betalen, tenzij wel van de aangifte wordt afgeweken.

Let op!
Het blijft dus van belang het bedrag van de verschuldigde vennootschapsbelasting via de aangifte niet te laag vast te stellen. Betaalt u een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting niet in termijnen maar ineens, dan ontvangt u nu nog een korting over de helft van het verschuldigde bedrag. De korting is gelijk aan het percentage invorderingsrente, nu 4%. Deze korting gaat vervallen en wel per 2021.

6. Ook bij gebruik privéterrein wegenbelasting betalen?

Als u met uw auto gebruik maakt van de openbare weg, bent u wegenbelasting (MRB) verschuldigd. Maar onder omstandigheden bent u ook wegenbelasting verschuldigd als het een privéterrein betreft.

Openbare weg?
In een recente rechtszaakstond de vraag centraal wat de fiscale wetgeving precies onder een openbare weg verstaat. Dit blijkt een ruim begrip te zijn en betreft ‘elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten’. De discussie spitste zich toe of ook MRB verschuldigd is als gebruik wordt gemaakt van een privéterrein. Volgens de uitspraak van de rechtbank hangt dit af van de omstandigheden. Betreft het een parkeerterrein dat openstaat voor openbaar rijverkeer, dan is ook voor het gebruik van een particulier terrein MRB verschuldigd. Uit foto’s en Google Street View bleek dat het betreffende terrein een niet-afgesloten parkeerterrein betrof dat was gelegen bij een café annex hotel. Het parkeerterrein werd door café- en hotelgasten gebruikt en was daarmee een openbare weg. De rechter merkte nog op dat de zaak anders was geweest als het betreffende parkeerterrein afgesloten was en via bijvoorbeeld een slagboom alleen toegankelijk voor café- en hotelgasten. Omdat hiervan geen sprake was, bleef de naheffing MRB in stand.

Scroll naar boven